Schaatsen is folklore, geen topsport

Tijdens de Olympische Spelen zie je de raarste sporten. Wat te denken van de Noordse combinatie? Eerst van een schans springen en dan langlaufen. Best gek. Of curling: iemand -een volwassen persoon- gooit een schijf over het ijs en anderen -ook volwassen- schaatsen er met een bezem omheen. Of 25 rondjes schaatsen in een hal, ook zo merkwaardig.

Schaatsen wordt eigenlijk alleen in Nederland serieus beoefend, alleen hier is het een grote sport. Natuurlijk, in alle landen waar het ’s winters koud kan worden schaatst men, maar daar doen ze dat op ijshockeyschaatsen, met een puck en een stick. Of race je met 6 man een paar spectaculaire sprintjes op die ijshockeybaan, dat heet dan shorttrack.

Schaatsen is onze nationale sport. De Olympische tribunes in Vancouver zitten vol met Hollanders, onder aanvoering van het kroonprinselijk gezin en de premier, begeleid door een dweilorkest. Het had Heerenveen kunnen zijn: weinig buitenlanders te bekennen, al helemaal niet bij de langere afstanden, hooguit de vriendin van een of andere obscure Russische deelnemer of een Canadees die geen kaartjes voor het skiën kon krijgen.

De NOS zendt jaarlijks honderden uren schaatsen uit, zelfs het lulligste World Cup-wedstrijdje in Erfurt is live te volgen, voor een skate-off moet het Journaal wijken. We kijken massaal, dus een fijne sport voor sponsors, wier reclameborden uitgebreid in beeld kunnen komen. Zo is er geld genoeg voor opleiding, begeleiding en salarissen voor onze schaatsjongens en -meisjes. Dan zou je verwachten dat die kanjers de sport ook domineren en bij elke afstand minstens twee medailles pakken. Dat is niet zo, de oogst meestal mager. Sven Kramer won dan weliswaar goud op de 5 kilometer, maar Bob de Jong werd 5de en ene Jan Blokhuijsen 9de. Zilver was er voor een Koreaan die in september voor het eerst op de lange baan stond.

Zo gaat het wel eens vaker bij het schaatsen. Chad Hedrick was een inline skater, meervoudig wereldkampioen, dat wel, en Shani Davis een bekend shorttracker. Beiden maakten een overstap en behoorden binnen een seizoen tot de wereldtop in hun nieuwe sport. Denk je dat een goeie tafeltennisser, een jaar na zijn besluit voortaan te gaan tennissen, meteen Wimbledon wint?

Onze Sven, een goed atleet, leeft ongetwijfeld serieus voor zijn sport, maar dat maakt schaatsen nog geen topsport. Welke sport wel? Een sport die mondiaal beoefend wordt, zoals atletiek, zwemmen, wielrennen, voetbal, turnen of tennis, bijvoorbeeld. De wereldtop stelt dan ook echt iets voor, want als je daar bij hoort, heb je de concurrentie van miljoenen anderen moeten overwinnen. Niet van een toevallige Tsjechische of een verdwaalde Italiaan. Schaatsen is Hollandse folklore. Hartstikke gezellig. Maar een topsport? Nee.

This entry was posted in Uncategorized. Bookmark the permalink.

11 Responses to Schaatsen is folklore, geen topsport

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *