‘En, ben je blij dat ik terug in het land ben?’
‘Nee.’
We hebben net een balletje getrapt tegen de muur van zijn school en zitten nu even op het terrasje om de hoek.
‘Lekker aardig joh. Zijn dat eigenlijk nieuwe keepershandschoenen?’ Ze zijn een maat of 4 te groot.
‘Ja, gisteren gekocht.’ Gisteren was Koninginnedag. Niet mijn favoriete dag, voor m’n buurjongetje wel. ‘Ik heb ook een nieuw skateboard. En weet je hoeveel ik verdiend heb?’
‘Nou?’
’23 euro en 84 cent.’
Naast ons op het terrasje zit een studentenmeisje, met een kapsel van een halve basisbeurs en Uggs, stel je voor dat je koude voeten krijgt – als is het mei.
‘Wil je m’n geld zien?’ Van onder zijn T-shirt haalt hij de portemonnaie, die bungelde aan een touwtje om z’n nek en gaat zijn geld nog eens tellen, voor de tiende keer waarschijnlijk. Een briefje van 5 en verder muntgeld, waarvan hij keurige stapeltjes maakt.
’24 euro 15. Het is meer geworden!’
Hij wordt vast een uitstekend bankier: niets doen en toch rijker worden.
‘Als je zo veel geld hebt, kan je mij wel trakteren, toch?’
‘Nee,’ zegt Jochem.
‘Ook niet als ik raad welk getal jij in gedachten hebt? Een getal onder de 10?’
‘Okay.’
‘7,’ zeg ik en zie aan zijn gezicht dat het juist is. ‘Goed, hè?’
Even overweegt hij te ontkennen, maar balend geeft hij toe. ‘Hoe weet jij dat nou weer?’
Het is zijn lievelingsgetal, maar bijna altijd heeft iemand 7 in gedachten, meisjes sowieso.
‘Ik wil graag het duurste dat u heeft, want hij betaalt,’ zeg ik tegen de ober.
Jochem kijkt of ‘t hem niks kan schelen.
‘Ik zeg, dus gast, doe niet zo simpel.’ Het studentenmeisje naast ons praat vervelend hard in haar telefoontje. ‘Nou dan heb ik zoiets van, echt, wat een loser, zeg.’
Jochem doet het wicht na, strijkt net zo overdreven door zijn haar, het meisje ziet ‘t en steekt haar middelvinger op.
Als het tijd is om af te rekenen, verdwijnt Jochem naar de WC, een truc die sommige van mijn vrienden ook wel eens uithalen. Ik leg 5 euro bij zijn vermogen.
‘Een cola en een cola-light, dat is 4,80, meneer,‘ zegt de ober, die gewacht heeft tot hij terug was. Jochem kijkt trots en telt het gepast voor ‘m uit, inclusief een fooi van 10 cent.
‘Hoe heb je gisteren eigenlijk je geld verdiend?’ vraag ik als we naar huis lopen.
‘Ik verkocht oude DVD’s van m’n moeder. Maar je kon ook iets geven aan het goede doel, daar had ik ook een spaarpot voor. Voor het JKF. Weet je wat dat is?’ Hij wacht mijn antwoord niet af. ‘Het Jochem Kinderfonds,’ zegt-ie triomfantelijk.
Mijn buurjongetje, ook nog krent en oplichter: een groot bankier in spe.