Bree Street is afgezet, zoals het halve centrum: de stad is goed ontregeld.
‘Who’s coming?’ vraag ik bij het dranghek aan een boomlange man met een baard en een groene jurk.
‘Zuma,’ zegt-ie. ‘Mr President,’ voegt hij toe wanneer ik niet meteen bewonderend tussen m’n tanden fluit of zelfs flauw val.
Zuma zal het parlementaire jaar openen met z’n State of the Nation. Tout Zuid-Afrika is er, behalve Mandela. Dit zit thuis in Transkei.
Het staat niet rijen dik, eerder hier en daar plukjes. Naast me wat jongens in ANC-shirts, verderop een paar ouwe dametjes en twee Japanse meisjes die hun camera’s in aanslag hebben, maar vermoedelijk geen flauw idee op wie ze die straks zullen richten. In de straat een speciale garde, om de paar meter eentje, met rode baret en Schotse rok, geweer aan de schouder. In de verte klinkt een sirene en ergens boven de stad ronkt een helikopter. Verder is het rustig, vrijdagmiddag, uur of 5.
We wachten, waarom niet? Stoplichten gaan op rood, gaan op groen in de lege Bree Street. Sirenes die eerst naderden, gaan toch nog een blokje om. Een gardist aan de overkant maakt een grapje, z’n ene buurman houdt zijn gezicht in de plooi, de andere slaat proestend z’n vrije hand voor de mond. Alleen de Japanse meisjes geloven het wel en duiken de Zara in: er zijn belangrijker zaken.
Daar komt-ie om de hoek! Eerst zo’n 40 motoragenten, meteen gevolgd door cavaleristen, allemaal door het rood, dat wel, want ja, in Zuid-Afrika stop je niet voor rode lichten, veels te gevaarlijk, opwinding stuift door de straat als dominosteentjes, tegelijk met de geweren van de schotsgerokte garde die hop, de lucht in gaan en weer omlaag wanneer de president langsrijdt in een soort pausmobiel, een auto met een grote doorzichtige, maar ongetwijfeld kogelvrije kap.
Hij zwaait.
Mijn buurman, de zwarte reus, kijkt ongelovig omlaag. ‘He waved at you.’
Klopt. Natuurlijk zwaaide Zuma naar me. Wel zo aardig: ben immers een paar uur daarvoor aangekomen in Kaapstad en blijf zeker twee maanden in zijn land.