Toen ik tien jaar geleden het plan vatte om een roman te schrijven, plakte ik er een duidelijk doel aan. Ik schreef ‘m niet om mijn trauma’s te verwerken, om af te rekenen met Jan en alleman of omdat ik vond dat mijn verhaal ‘verteld moest worden’. Nee, ik wilde zien of het me zou lukken om een boek te schrijven dat zo goed was dat mijn neefje het voor zijn eindexamen mocht lezen. Dat het dus literair was.
Het ventje was toen nog 7 en las met moeite Nijntje in het circus, maar is volgend jaar mei klaar met het gymnasium (en geeft mij tennisles, maar da’s een ander verhaal). Ik had De parvenu wel eens bij zijn ouders in de kast zien staan, keurig in de buurt van Scholten en Springer, maar er nooit meer bij stil gestaan dat hun zoon inmiddels voor zijn lijst uit die kast mag putten.
En dat had-ie gedaan, meldde hij deze week met een appje. Toestemming van hogerhand had hij niet zonder slag of stoot gekregen, want eigenlijk had hij moeten kiezen uit de eliteraire selectie die de school voor hem had gemaakt. Mark Schalekamp maakte daar geen deel van uit (Arthur Japin en Abdelkader Benali weer wel, allebei tamelijk beroerde schrijvers, maar dat was de leraar Nederlands kennelijk ontgaan). Is dat boek van die oom dan wel literatuur, was de vraag (misschien dacht hij dat een boek van een oom een familieromannetje was).
‘Wie heeft het uitgegeven?’ vroeg de leraar streng. Wist mijn neef veel, hij zocht het op. ‘Arbeiderspers,’ meldde hij. En toen was het goed. Want zo werkt het: de uitgever bepaalt, die is de poortwachter. De Bezige Bij, Contact, Meulenhoff, Querido, Nijgh en nog zo’n 7 andere zijn literaire uitgevers. Dat rijtje is tamelijk arbitrair, maar recensenten en boekenprijsjury’s weten het wel, net als leraren Nederlands. Prometheus zit bijvoorbeeld op het randje, daar kom je vooral binnen als je makkelijk verkoopbaar bent wegens BN-schap, blonde lokken of sensatie. En een zelfuitgegeven boek neemt niemand serieus, dat spreekt vanzelf, want als het goed was zou een gerenommeerde club het wel hebben uitgegeven, circelredeneert men.
Het logo van een uitgever op de boekomslag is niet bepaald als Louis Vuitton op je tas of Moncler op je jas, maar een beetje als een verborgen pixel, leesbaar voor weinigen. Het merk op mijn boek is goed genoeg. Mijn missie is geslaagd – nu mijn neefje nog.