Rwanda

Zijn armen recht, beide handen altijd aan het stuur, precies op tien voor twee. We mochten 60, harder mag nergens in Rwanda, maar hij haalde de 50 net. En liep er iemand langs de weg, dan toeterde hij, minderde vaart en reed in een boog om zoveel gevaar heen. De tocht zou zeker vier uur duren, morgen en overmorgen weer, naar de berggorilla’s in het noorden.

Af en toe boog ik naar links, keek ik geïrriteerd op de kilometerteller, of zei ik ‘nu kan je inhalen’ als we eindeloos achter een nog tragere overbeladen vrachtwagen hingen. Vrienden werden we niet, mijn chauffeur en ik. ‘Toeter niet de hele tijd,’ ontviel me ineens. ‘Sorry sir,’ antwoordde hij, zijn mondkapje bijna over zijn ogen, want je weet het nooit met die aerosolen.

Op dag drie vraag ik het ‘m maar eens. ‘Heb je misschien een ongeluk meegemaakt, rijd je daarom misschien iets voorzichtiger?’ En ja, dat had-ie. Vijf jaar geleden haalde hij een stilstaande vrachtwagen in, waarachter vandaan drie jochies de weg op schoten. Het derde raakte hij – dood. De rechter gaf hem de keuze: half jaar cel of 1000 dollar boete, een klein fortuin. Het is even stil in de Toyota. ‘Ik ben zelf ook ooit aangereden,’ vervolgt hij. ‘Ik was zes, stak de weg over om kauwgom te kopen. Heb een maand in coma gelegen en een half jaar in een revalidatiecentrum.’ Hij blijft strak vooruit kijken, handen aan het stuur. ‘Het ergste vond ik dat mijn vriendjes daarna een klas hoger zaten, dus ging ik naar een andere school.’

Dat-ie twee zoontjes had, wist ik al na een minuut of twintig op de eerste dag – ongevraagd. Hij was dol op ze, net als op zijn vrouw. Het deed het ijs niet breken: hou op met je gezeur en geef eens gas! Nu is het gesprek anders. Nee, de genocide in ’94 was hij net op tijd ontvlucht, naar Burundi. Met zijn moeder, 7 was-ie. Zijn achtergebleven opa werd vermoord, evenals diens broers. Tutsi’s. En het was net zijn opa die hem had opgevoed, want zijn moeder had pas na 5 jaar tijd voor hem. ‘Hoezo?’ Ze moest werken, want de vader was niet in beeld: de zwangerschap was ongewenst, ze was verkracht door een majoor uit het leger. Een Hutu. ‘Ik heb hem één keer in mijn leven ontmoet, op mijn 20ste, daarna nooit meer. Het enige goede aan hem is dat hij tijdens de genocide niemand vermoord heeft,’ zegt hij zacht, zijn bruine ogen een tikje troebel. 

Hij heeft zelfmoord willen plegen, een keertje met gif en een keer had hij zijn pols doorgesneden – het litteken is duidelijk. Nu gaat het goed met hem, dankzij zijn gezin, en kan hij leven als gids en chauffeur. Hij toetert naar een fietser. ‘Oeps, sorry sir,’ zegt-ie. Stil biggelen de tranen over mijn wangen, mijn mondkapje dept ze. Gelukkig houdt hij zijn ogen op de weg.

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

One Response to Rwanda

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *